Stop navigatie

Eiwitten

  • De naam 'eiwit' is afgeleid van ‘het wit van een ei' waarin eiwitten tweehonderd jaar geleden voor het eerst werden ontdekt. Eiwitten zitten echter niet alleen in het-wit-van-een-ei (in eigeel zit zelfs méér eiwit dan in eiwit), maar in vrijwel alle delen van organismen. Bovendien bestaat er niet één soort eiwit, maar vele honderdduizenden soorten, met heel uiteenlopende functies.
  • Alle eiwitten hebben een overeenkomstig bouwplan. Ze bestaan uit een keten van aminozuren. Hoewel er duizenden verschillende eiwitten bestaan, zijn er maar twintig verschillende aminozuren.
  • Alle organismen kunnen  eiwitmoleculen opbouwen door aminozuren aan elkaar te koppelen. Bij de vorming  neemt een  eiwitmolecuul direct een een ingewikkelde, specifieke ruimtelijke structuur aan. De vorm van deze ruimtelijke structuur  is afhankelijk van welke aminozuren er in welke volgorde aan elkaar worden gekoppeld. Hierdoor  kunnen verschillende eiwitten heel verschillende functies hebben: enzymen, bouwstof, hormoon, antistof, receptor, transport, reservestof

    • Aminozuren hebben koolstof-, waterstof-, zuurstof- én stikstofatomen. Sommige aminozuren hebben ook zwavelatomen.

    • Planten zijn in staat aminozuren op te bouwen uit glucose en stikstofhoudende verbindingen (zoals nitraationen, NO3-):
    • Glucose + nitraat + energie → aminozuur
    • Dieren kunnen geen  aminozuren opbouwen uit glucose. Dieren kunnen wel bepaalde aminozuren vormen uit de aminozuren die ze met hun voeding hebben binnen  gekregen.

Made with eXeLearning (Nieuw venster)