VWO3 thema 1 verbranding en ademhaling
Vogels
Vogels:
- De longen van vogels werken anders dan de longen van zoogdieren en mensen.
- Aan de bovenkant van de snavel bevinden zich twee neusopeningen.
- Daarachter ligt de neuskamer, een soort neusholte.
- De longen van vogels zijn kleiner dan de longen van zoogdieren en hebben geen longblaasjes.
- Aan de longen zitten luchtzakken vast. Een aantal luchtzakken ligt aan de voorkant van de longen, een aantal ligt meer aan de achterkant.
- Luchtzakken;
- De longen van een vogel worden niet groter en kleiner, de luchtzakken om de longen wel.
- Als een vogel inademt, worden alle luchtzakken groter.
- Vanuit de luchtpijp stroomt verse lucht naar de achterste luchtzakken, en vanuit de longen stroomt lucht naar de voorste luchtzakken.
- Bij een uitademing stroomt lucht vanuit de voorste luchtzakken via de luchtpijp naar buiten en stroomt lucht van de achterste luchtzakken de longen in.
- Op deze manier stroomt er steeds lucht met veel zuurstof langs de bloedvaatjes in de longen. Door dit tegenstroomprincipe verloopt de gaswisseling sneller dan bij zoogdieren.