VWO3 thema 1 verbranding en ademhaling
Luchtpijp en longen
- De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd.
- De wand van de luchtpijp bevat hoefijzervormige kraakbeenringen, waardoor de luchtpijp altijd openstaat.
- De wand van de bronchiën bevat ook kraakbeenringen.
- De wanden van de kleinste luchtpijptakjes bevatten geen kraakbeenringen, maar spiertjes.
- De wanden van de luchtpijp, bronchiën, luchtpijptakjes en longblaasjes zijn bekleed met slijmvlies.
- Trilharen vervoeren het slijm continu naar de keelholte, waar je het inslikt.
- Aan het uiteinde van de luchtpijptakjes bevinden zich ‘trosjes’ longblaasjes. Het oppervlak van alle longblaasjes samen is 70 tot 100 m2, ongeveer zo groot als anderhalf klaslokaal.
- De longblaasjes zijn omgeven door een netwerk van kleine bloedvaatjes: de longhaarvaten.
- De wanden van longhaarvaten en longblaasjes zijn erg dun. Daardoor kunnen zuurstof en koolstofdioxide door deze wanden heen.