Stop navigatie

Proces

Translatie;

  • Een m-RNA-molecuul bevat een groot aantal codons van drie opeenvolgende nucleotiden (triplets).
  • Een t-RNA-molecuul bevat een anticodon met drie nucleotiden.
  • In het cytoplasma ontstaan t-RNA-aminozuurcomplexen.
  • Er is één startcodon en er zijn drie stopcodons (oefen hier).
  • Een m-RNA-molecuul wordt met zijn 5'Cap eind aan het kleine ribosoomdeel gebonden.
  • Het ribosoom schuift over het m-RNA, waarbij op de A-site steeds een nieuw t-RNA gebonden wordt.
  • De aminozuren worden verbonden met een peptidebinding.
  • Het ribosoom schuift door en creëert weer ruimte voor een nieuwe t-RNA.
  • het t-RNA zonder aminozuur gaat op zoek naar een nieuw aminozuur.
  • Het stopcodon bevat geen aminozuur, als het stopcodon in het ribosoom komt dan wordt de polypeptide vrijgemaakt.
  • Het ribosoom gaat vervolgens uit elkaar en laat het m-RNA los.
  • (Poly)ribosomen op het endoplasmatisch reticulum synthetiseren polypeptiden, die via het endoplasmatisch reticulum in de cel worden getransporteerd.
  • Via het ER gaat de polypeptideketen richting het Golgi-systeem, hier krijgt de eiwitsynthese een vervolg.
  • Via het Golgi-systeem worden de polypeptiden via transportblaasjes naar het celmembraan geleid en daar afgescheiden. Gedurende dit transport wordt de vorm van het eiwit vastgelegd.
  • Vaak zijn dit pre-eiwitten, die buiten de cel nog veranderingen ondergaan.

Made with eXeLearning (Nieuw venster)