Stop navigatie

Proces

Transcriptie:

  • langs een van de nucleotideketens van een DNA-molecuul wordt een RNA-molecuul gevormd.
  • RNA-polymerase bindt zich aan een promotor met een specifieke volgorde van stikstofbasen.
  • Bij bacteriën gebeurt dit vanzelf, bij eukaryoten zorgen transcriptie factoren voor de binding van RNA polymerase. Deze transcriptie factoren herkennen de zogenaamde TATA box op de promotor en bindt hieraan.
  • Vanaf de promotor (zit op de templatestreng/matrijsstreng) worden in het DNA de waterstofbruggen verbroken.
  • Vrije RNA-nucleotiden hechten zich door basenparing aan de nucleotideketen die de promotor bevat (de template-streng). Hierdoor ontstaat een RNA-keten langs een DNA-keten (RNA-DNA-hybride helix). De andere DNA keten heet de coderende streng.
  • RNA-polymerase schuift door naar een volgend stuk van het DNA-molecuul; in het vorige stuk laat de RNA-keten los en herstelt het DNA-molecuul zich.
  • De transcriptie stopt wanneer een specifieke volgorde van stikstofbasen wordt bereikt (terminator).
  • het pre m-RNA bestaat dan nog uit exons en introns aan het 5'einde van het pre m-RNA komt een 5'cap (een gemodificeerde G nucleotide), dit deel bindt aan het kleine ribosoomdeel.
    • introns bevatten geen code, worden er weer tussen uit gehaald
    • sn-RNA (small nuclear ribonucleoproteins) herkennen de plaats waar splicing moet plaatsvinden.
    • exons bevatten wel code, blijven in het m-RNA (RNA splicing)
  • aan het 3'einde van het pre m-RNA komt een poly A staart (AAUAAA + ca 200 Adenine), zorgen voor transport van m-RNA uit de kern en beschermen tegen vroegtijdige afbraak.
  • Via de poriën in het kernmembraan wordt RNA naar het cytoplasma getransporteerd.

Made with eXeLearning (Nieuw venster)