Havo-5 thema 2 DNA
Genoom
Het genoom van een organisme is het geheel van erfelijke informatie in een cel.
- Eukaryoten:
- bevatten naast de exons in de genen ook een groot deel DNA dat niet coderend is (intron); zo'n stuk heet junk-DNA en kunnen pseudogenen bevatten.
- dit junk-DNA heeft een functie bij de regulatie van genexpressie
- bij eukaryoten omvat het genoom één complete set van chromosomen uit de kern en het DNA in organellen.
- Prokaryoten:
- bij prokaryote cellen liggen de genen op een ringvormig chromosoom en is het meeste DNA wel coderend. Daarnaast hebben prokaryoten vaak plasmiden die genen kunnen bevatten voor additionele eigenschappen.
- bij prokaryoten en virussen omvat het genoom al het genetisch materiaal.
- Bij virussen kan het daarbij gaan om DNA of RNA.
- De endosymbiosetheorie verklaart hoe in de evolutie plastiden en mitochondriën met hun erfelijk materiaal zijn verkregen door endosymbiose. De chromosomen van deze organellen zijn vaak circulair.
- Er komt mt-DNA voor in de mitochondriën, die buiten de celkern liggen.
- hierop liggen een aantal genen die de aanmaak van eiwitten en de oxidatieve fosforilering reguleren.
- hierop liggen een aantal genen die de aanmaak van eiwitten en de oxidatieve fosforilering reguleren.
- Ook in plastiden, zoals de chloroplasten (bladgroenkorrels) van planten, komt DNA voor (het plastoom) dat via de vrouwelijke lijn overerft.
- hierop liggen een aantal genen die de fotosynthese reguleren.