Stop navigatie

Genoom

Het genoom van een organisme is het geheel van erfelijke informatie in een cel.

  • Eukaryoten:
  • bevatten naast de exons in de genen ook een groot deel DNA dat niet coderend is (intron); zo'n stuk heet junk-DNA en kunnen pseudogenen bevatten.
  • dit junk-DNA heeft een functie bij de regulatie van genexpressie
  • bij eukaryoten omvat het genoom één complete set van chromosomen uit de kern en het DNA in organellen.
  • Prokaryoten:
  • bij prokaryote cellen liggen de genen op een ringvormig chromosoom en is het meeste DNA wel coderend. Daarnaast hebben prokaryoten vaak plasmiden die genen kunnen bevatten voor additionele eigenschappen.
  • bij prokaryoten en virussen omvat het genoom al het genetisch materiaal.
    • Bij virussen kan het daarbij gaan om DNA of RNA.
  • De endosymbiosetheorie verklaart hoe in de evolutie plastiden en mitochondriën met hun erfelijk materiaal zijn verkregen door endosymbiose. De chromosomen van deze organellen zijn vaak circulair.
  • Er komt mt-DNA voor in de mitochondriën, die buiten de celkern liggen.
    • hierop liggen een aantal genen die de aanmaak van  eiwitten en de oxidatieve fosforilering reguleren.
  • Ook in plastiden, zoals de chloroplasten (bladgroenkorrels) van planten, komt DNA voor (het plastoom) dat via de vrouwelijke lijn overerft.
    • hierop liggen een aantal genen die de fotosynthese reguleren.

Made with eXeLearning (Nieuw venster)