VWO-3 erfelijkheid en evolutie
DNA technieken
Biotechnologie is de verzamelnaam voor technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens.
- Eenvoudige voorbeelden zijn gisten om brood te laten rijzen en bacteriën om yoghurt te maken.
- De gebruikte organismen zijn uit zichzelf in staat om de gewenste stoffen te produceren.
- Het DNA van de organismen hoeft hiervoor niet te worden veranderd.
Bij nieuwere vormen van biotechnologie wordt het DNA van organismen wel veranderd.
- Er zijn verschillende technieken om nieuwe erfelijke informatie aan te brengen in het DNA van een organisme.
- Een verzamelnaam voor deze technieken is recombinant-DNA-technieken.
- Het nieuwe DNA kan afkomstig zijn van een ander soort organisme.
- Een voorbeeld is de productie van insuline. Een diabetespatiënt moet bij zichzelf elke dag een hoeveelheid insuline inspuiten. Vroeger werd insuline uit de alvleesklier van geslachte varkens gehaald. Dat was duur en tijdrovend. Gezonde mensen hebben een gen dat de informatie bevat voor de productie van insuline. Bacteriën hebben dit gen niet. DNA van dit gen is weggehaald uit cellen van de mens en ingebracht bij bacteriën. Daardoor kunnen deze bacteriën insuline produceren. Nu is insuline zuiver en goedkoop.
Het aanbrengen van gewenste erfelijke eigenschappen bij organismen heet genetische modificatie.
- Een genetisch gemodificeerd organisme wordt transgeen genoemd.
- Voor genetische modificatie worden vaak micro-organismen gebruikt, maar soms ook planten of dieren.
- In de gezondheidszorg, de landbouw, de industrie en het milieu worden genetisch gemodificeerde organismen gebruikt.