Stop navigatie

functie

  • Koolhydraatstofwisseling: het glucosegehalte van het bloed wordt constant gehouden onder invloed van insuline en glucagon uit de alvleesklier.
    • Glucose kan worden omgezet in glycogeen.
    • Glycogeen wordt onder andere in de lever opgeslagen.

  • Eiwitstofwisseling.
    • Vorming van niet-essentiële aminozuren uit andere aminozuren (transaminering).
    • Afbraak van overtollige aminozuren. Hierbij ontstaat onder andere ammoniak wat weer wordt omgezet in ureum (desaminering), dat aan het bloed wordt afgegeven (nieren filteren dit er later uit).
    • Vorming van plasma-eiwitten (o.a. fibrinogeen en enkele andere stollingsfactoren).

  • Vetstofwisseling.
    • Vorming van niet-essentiële vetzuren (uit andere vetzuren, aminozuren of monosachariden).
    • Vorming en afbraak van cholesterol.
    • Bij de afbraak worden galzure zouten gevormd.

  • Ontgifting.
    • Alcohol, drugs en medicijnen e.d. worden onwerkzaam gemaakt.
      • Gifstoffen die niet onwerkzaam kunnen worden gemaakt, kunnen in de lever worden opgeslagen (bijv. kwik).
      • Aanmaak rode bloedcellen (in embryonale stadium, later alleen in het rode beenmerg).
      • Aanmaak stollingsfactoren (fibrinogeen en protrombine).

      • Opslag van ijzer en vitamine A, B12 en D.

      Made with eXeLearning (Nieuw venster)