Havo-5 thema 5 Gaswisseling en uitscheiding
functie
- Koolhydraatstofwisseling: het glucosegehalte van het bloed wordt constant gehouden onder invloed van insuline en glucagon uit de alvleesklier.
- Glucose kan worden omgezet in glycogeen.
- Glycogeen wordt onder andere in de lever opgeslagen.
- Glucose kan worden omgezet in glycogeen.
- Eiwitstofwisseling.
- Vorming van niet-essentiële aminozuren uit andere aminozuren (transaminering).
- Afbraak van overtollige aminozuren. Hierbij ontstaat onder andere ammoniak wat weer wordt omgezet in ureum (desaminering), dat aan het bloed wordt afgegeven (nieren filteren dit er later uit).
- Vorming van plasma-eiwitten (o.a. fibrinogeen en enkele andere stollingsfactoren).
- Vorming van niet-essentiële aminozuren uit andere aminozuren (transaminering).
- Vetstofwisseling.
- Vorming van niet-essentiële vetzuren (uit andere vetzuren, aminozuren of monosachariden).
- Vorming en afbraak van cholesterol.
- Bij de afbraak worden galzure zouten gevormd.
- Vorming van niet-essentiële vetzuren (uit andere vetzuren, aminozuren of monosachariden).
- Ontgifting.
- Alcohol, drugs en medicijnen e.d. worden onwerkzaam gemaakt.
- Gifstoffen die niet onwerkzaam kunnen worden gemaakt, kunnen in de lever worden opgeslagen (bijv. kwik).
- Alcohol, drugs en medicijnen e.d. worden onwerkzaam gemaakt.
- Aanmaak rode bloedcellen (in embryonale stadium, later alleen in het rode beenmerg).
- Aanmaak stollingsfactoren (fibrinogeen en protrombine).
- Opslag van ijzer en vitamine A, B12 en D.