Stop navigatie

Doel

Wat moet ik kunnen?

  • Je kunt omschrijven wat het fenotype en wat het genotype van een organisme is
  • Je kunt omschrijven wat DNA-sequentie en gen-expressie betekenen
  • Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren
  • Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komt en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken
  • Je kunt beschrijven hoe door recombinatie nieuwe combinaties van allelen ontstaan
  • Je kunt van een monohybride kruising een kruisingsschema maken
  • Je kunt de frequentie van genotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiden uit een kruisingsschema of stamboom
  • Je kunt beschrijven op welke wijze geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen
  • Je kunt een kruisingsschema maken voor X-chromosomale overerving en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
  • Je kunt kruisingsschema's maken voor dihybride kruisingen met onafhankelijke overerving. Uit de kruisingen of uit stambomen kun je de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
  • Je kunt kruisingsschema's maken voor onafhankelijke overerving van multiple allelen, lethale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
  • Je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel
  • Je kunt het doel van tweeling onderzoek beschrijven
  • Je kunt verklaren dat epi-genetica kan leiden tot een ander overervingspatroon dan volgens de wetten van Mendel

Made with eXeLearning (Nieuw venster)