Havo-4 thema 1 Inleiding in de biologie
microscopen
Er zijn een groot scala aan microscopen:
- stereomicroscopen;
- is een microscoop met twee objectieven en twee oculairen
- vergroten minder sterk dan biologische microscopen (10 tot 80 keer)
- werkt vnl. met opvallend licht
- diepte zicht is mogelijk
- lichtmicroscopen;
- is een microscoop met één of twee oculairen en drie of vier objectieven
- vergroten tot maximaal 2000 x
- werkt met doorvallend licht
- geen dieptezicht mogelijk
- verschillende typen
- fase contrast; lichtbundels worden verdeeld waardoor kleuring niet nodig is
- donkerveld; andere belichting waarbij achtergrond zwart wordt en alleen object zichtbaar is
- fluoriscentie; door gebruik van fluoriscerende kleurstoffen komen onderdelen apart gekleurd in beeld
- polarisatie; maakt gebruik van gepolariseerd licht
- laser; maakt gebruik van meerdere laserstralen als lichtbron
- fase contrast; lichtbundels worden verdeeld waardoor kleuring niet nodig is
- elektronenmicroscopen;
-
is een techniek die gebruik maakt van een bundel elektronen om het oppervlak of de inhoud van objecten af te beelden.
-
versnelde elektronen, die een veel kleinere golflengte hebben dan fotonen, geven een resolutie die veel hoger is (beter dan 0,1 nm) dan die van een lichtmicroscoop (ongeveer 200 nm).
- verschillende typen;
- TEM; Transmissie Elektronen Microscopie (doorlatend - TEM). Met TEM wordt de binnenkant en contouren van objecten (weefsels, cellen, virussen) zichtbaar gemaakt.SEM; Scanning Elektronen Microscopie (SEM). Met SEM wordt de oppervlakte van weefsels, macromoleculaire aggregaten of materialen in beeld gebracht.
- elektronen worden door het object heen geschoten en opgevangen op een fluoriscerende plaat
- TEM; Transmissie Elektronen Microscopie (doorlatend - TEM). Met TEM wordt de binnenkant en contouren van objecten (weefsels, cellen, virussen) zichtbaar gemaakt.SEM; Scanning Elektronen Microscopie (SEM). Met SEM wordt de oppervlakte van weefsels, macromoleculaire aggregaten of materialen in beeld gebracht.
-