Leerdoelen
Wat moet ik kunnen?
1 Je kunt de delen van een bloem benoemen met hun kenmerken en functies.
2 Je kunt beschrijven wat bestuiving is.
3 Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving.
4 Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.
5 Je kunt beschrijven hoe de bevruchting bij zaadplanten verloopt.
6 Je kunt de veranderingen in het zaadbeginsel na bevruchting beschrijven.
7 Je kunt de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven.
8 Je kunt uitleggen dat bij ongeslachtelijke voortplanting de nakomelingen dezelfde erfelijke eigenschappen hebben als de ouder.
9 Je kunt voorbeelden geven van ongeslachtelijke voortplanting.
10 Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
11 Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.
12 Je kunt uit afbeeldingen van (delen van) planten afleiden hoe de vruchten en zaden worden verspreid.
13 Je kunt voorbeelden noemen van mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen bij planten en dieren.